Anticholinerge bijwerkingen van geneesmiddelen kunnen met name voor ouderen schadelijk zijn. Er wordt daarom aangeraden het gebruik van geneesmiddelen met anticholinerge bijwerkingen bij ouderen te beperken.
In verscheidene richtlijnen wordt aangeraden om amitriptyline bij ouderen te vervangen door nortriptyline, omdat de anticholinerge werking van nortriptyline minder sterk zou zijn.
In hoeverre wordt deze keuze door wetenschappelijk onderzoek onderbouwd? Geeft nortriptyline inderdaad minder anticholinerge bijwerkingen dan amitriptyline en is het verschil in het anticholinerge effect te kwantificeren?
Ge-Bu Plaatsbepaling
Wat is het standpunt van het Ge-Bu?
• Het verschil tussen amitriptyline en nortriptyline in de mate waarin anticholinerge bijwerkingen optreden, werd in slechts een (te kleine) gerandomiseerde studie onderzocht en hieruit blijkt geen verschil.
• Het anticholinerge effect van verschillende geneesmiddelen waaronder nortriptyline en amitriptyline werd ook onderzocht met in-vitro-onderzoek of ingeschat aan de hand van door experts ingevulde risicoschalen.
• In-vitro-onderzoek geeft slechts een kleine aanwijzing dat nortriptyline minder sterke anticholinerge bijwerkingen heeft dan amitriptyline.
• Er is niet wetenschappelijk onderbouwd dat nortriptyline een minder sterke anticholinerge werking heeft dan amitriptyline. Wanneer ouderen die zijn ingesteld op amitriptyline geen anticholinerge bijwerkingen ondervinden, is er geen reden om amitriptyline te vervangen door nortriptyline.
Lees het volledige artikel