De natrium-glucose-cotransporter (SGLT)2-remmers dapagliflozine en empagliflozine zijn recent geregistreerd voor toepassing bij patiënten met chronisch symptomatisch hartfalen. Na de sterke groei aan voorschriften van SGLT2-remmers bij patiënten met diabetes mellitus type 2 in combinatie met een zeer hoog cardiovasculair risico, komt met deze registraties een nieuwe, grote patiëntengroep in aanmerking voor behandeling met een SGLT2-remmer.
De effectiviteit in vergelijking met placebo is in gerandomiseerd onderzoek aangetoond voor een primair samengesteld eindpunt van reductie van ziekenhuisopnames vanwege hartfalen en cardiovasculaire mortaliteit. Er is geen afname van mortaliteit aangetoond bij patiënten zonder diabetes of met hartfalen met behoud van ejectiefractie.
Bij deze patiëntengroepen is dus de vraag of een afname van ziekenhuisopnames een behandeling met een SGLT2-remmer voldoende rechtvaardigt, aangezien er substantiële bijwerkingen en kosten tegenover staan.
Ge-Bu Plaatsbepaling
Wat is het standpunt van het Ge-Bu?
• De effectiviteit van SGLT2-remmers bij de preventie van mortaliteit bij hartfalen is slechts bewezen voor dapagliflozine bij patiënten met een verminderde ejectiefractie.
• Ook bij patiënten met een verminderde ejectiefractie dient de geringe te verwachten effectgrootte zorgvuldig afgewogen te worden tegen de mogelijke bijwerkingen en kosten.
• Bij patiënten zonder diabetes en met een verminderde ejectiefractie moet ook rekening worden gehouden met een nog geringere effectgrootte.
• Het Ge-Bu beschouwt een risicoreductie van ziekenhuisopnames door hartfalen, zonder ondersteuning met gegevens over de mortaliteit als een slechts beperkt relevant eindpunt.
Lees het volledige artikel