Minister Schippers (VWS) gaat de huidige criteria voor de vergunningverlening aan apotheekhoudende huisartsen niet verruimen. Dit laat zij op dinsdag 5 juli 2016 weten aan de Tweede Kamer in een analyse van de vergunningensystematiek.
Schippers benadrukt in de brief het primaat van de apotheker bij het terhandstellen van geneesmiddelen, zoals vastgelegd in de Geneesmiddelenwet. Deze gaat er ‘van uit dat farmaceutische zorg vanuit de openbare apotheek preferent is boven farmaceutische zorgverlening door een arts’, aldus de minister.
De analyse van Schippers sluit aan op het standpunt van de KNMP. Voorzitter Gerben Klein Nulent: ‘De minister onderstreept terecht nog eens de essentiële rol die de openbaar apotheker heeft bij de farmaceutische zorg voor de patiënt.’
Bezorgdienst
Schippers laat bij een vergunningaanvraag voortaan meewegen of de dichtstbijzijnde openbare apotheek een bezorgdienst heeft of bereid is die te starten. Tot nu toe werd vooral gekeken naar de openbaarvervoervoorziening. Dit is, aldus de minister, ‘verouderd en niet in alle opzichten patiëntvriendelijk’.
Het extra criterium geldt alleen voor vergunningaanvragen voor woonkernen die tussen de 3,5 en 4,5 kilometer van de dichtstbijzijnde openbare apotheek liggen. In deze gevallen beoordeelt bestuursorgaan CIBG of het ‘in het belang van de geneesmiddelenvoorziening’ is de huisarts een apotheekvergunning te verlenen. Is de afstand 3,5 kilometer of kleiner, dan wordt de vergunning altijd geweigerd; is de afstand 4,5 kilometer of groter, dan wordt deze toegekend voor de patiënten in dat gebied.
Meer informatie
– Kamerbrief over analyse vergunningensystematiek apotheekhoudend huisarts