Functionele bekostiging raakt driekwart van de apotheekverstrekkingen

De bekostiging van de zorg voor diabetes, COPD, hartfalen en cardiovasculair risicomanagement kan vanaf 2010 veranderen. Voor bijna 35% van de geneesmiddelengebruikers zal naar verwachting functionele bekostiging gaan gelden. Deze groep patiënten is verantwoordelijk voor bijna driekwart van alle verstrekte geneesmiddelen.

De minister van VWS wil het per 1 januari 2010 mogelijk maken om functionele bekostiging in te voeren voor de behandeling van vier belangrijke chronische zorgvormen, namelijk diabetes, COPD, hartfalen en cardiovasculair risicomanagement (CVRM). In april van dit jaar trapte de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) enigszins op de rem door de minister te adviseren om de functionele bekostiging te vooralsnog te beperken tot diabeteszorg en CVRM. Volgens minister Klink is er echter voldoende basis om met ingang van 2010 voor alle vier de chronische aandoeningen functionele bekostiging in te voeren.

Aandoening centraal
Bij de functionele bekostiging staat de aandoening van de patiënt centraal en maken partijen afspraken over de kosten van de behandeling. Hoewel nog slechts de contouren van de functionele bekostiging duidelijk zijn, dient de vergelijking met de systematiek van de DBC’s in de ziekenhuizen zich aan. De honorering binnen de functionele bekostiging staat haaks op de huidige structuur, waarin de zorg per aanbieder wordt gefinancierd. Het zal daarmee minder van belang zal zijn wie de zorg levert. Zoals het er nu naar uitziet, richt de functionele bekostiging zich in eerste instantie op de zorg en zullen de kosten van de geneesmiddelen pas later worden opgenomen. Nog niet bekend is hoe de functionele bekostiging past binnen de plannen van de minister om de tarieven voor apothekers vrij te laten.

Van aandoening naar medicatie
De geneesmiddelen die worden ingezet bij de vier chronische aandoeningen hebben een belangrijk aandeel in het assortiment van de apotheek. Aangezien de reden van voorschrijven bij de SFK niet bekend is, kan niet op basis daarvan de populatie bepaald worden waarop de functionele bekostiging van toepassing zal zijn, maar moet een schatting genaakt worden op basis van het geneesmiddelengebruik. Bij diabetesmiddelen ligt de relatie met de aandoening voor de hand, maar voor de resterende aandoeningen is het verband tussen geneesmiddel en aandoening minder eenduidig. Zo is het onderscheid tussen Astma en COPD op basis van het soort medicatie moeilijk af te leiden en zijn bij hartfalen en cardiovasculair risicomanagement geneesmiddelen meestal niet exclusief voor de bedoelde toepassing gereserveerd. Voor een grove indruk van het aantal patiënten dat met de functionele bekostiging te maken krijgt, heeft de SFK op basis van de ATC-classificatie een selectie gemaakt. De selectie omvat de gebruikers van geneesmiddelen uit de ATC-groepen A10 (diabetes), B01 (antithrombotica) en C (hartfalen en cardiovasculair risicomanagement) en R03 (COPD).

Complexe medicatieprofielen
Voor bijna 35 procent van de bezoekers van de openbare apotheek zal naar verwachting functionele bekostiging van toepassing zijn. Zij gebruikten in 2008 één of meer geneesmiddelen binnen de geselecteerde geneesmiddelengroepen. Het totale geneesmiddelengebruik van deze patiënten reikt echter veel verder dan diabetes, COPD, hartfalen en CVRM. In totaal zijn deze gebruikers verantwoordelijk voor 73,2% van alle verstrekte geneesmiddelen in de openbare apotheek. Het gaat daarmee veelal om patiënten met complexe medicatieprofielen. Het geneesmiddelengebruik van slechts een beperkt aantal patiënten kan worden toegeschreven aan één enkele aandoening. Zo wordt bij maar 5,5% van de gebruikers van diabetesmiddelen in 2008 geen ander geneesmiddel ingezet. Bij gebruikers van middelen bij COPD kwam dit percentage iets hoger uit op 13,2%.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *