Het onderwerp kostbare geneesmiddelen leidde tot stevige discussies tijdens het Lagerhuisdebat dat het Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik en Nefarma hielden op dinsdagmiddag 3 november 2015.
Rationele redeneringen en zorgvuldige afwegingen, maar ook gevoelens en meningen maakten duidelijk dat het onderwerp vele facetten heeft. Actueel is de vraag of de verwachte hogere uitgaven aan nieuwe geneesmiddelen tot problemen zal leiden. Tegenover de uitgaven staan immers ook opbrengsten. Niettemin heeft minister Schippers aangekondigd in internationaal verband te werken aan lagere geneesmiddelprijzen en grotere transparantie.
De discussies werden gevoerd onder leiding van Ruud Coolen van Brakel (directeur IVM) na drie korte inleidingen van deskundigen.
Investeringen noodzakelijk
Gezondheidszorgeconoom Marc Pomp onderbouwde in zijn inleiding dat innovatie een prijs kent. Zonder grote investeringen in potentiële nieuwe producten zal de gewenste vernieuwing en verbetering van de zorg niet plaatsvinden. Om die investeringen te kunnen doen, moeten geneesmiddelfabrikanten voor beleggers interessant zijn. Daarvoor is volgens Pomp een goede winstmarge noodzakelijk. Anders dan bij andere sectoren is bij investeringen in nieuwe geneesmiddelen sprake van hoge beleidsrisico’s: of een nieuw product een succes kan worden op de markt is in hoge mate afhankelijk van overheidsbeslissingen.
Volgens Pomp is het een illusie om te denken dat de gemiddelde prijs van geneesmiddelen flink omlaag kan zonder dat dit een negatieve invloed heeft op de uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling. Deelnemers aan het debat brachten in dat ‘een goede winstmarge’ bij geneesmiddelfabrikanten kan leiden tot maatschappelijk onverantwoorde prijsvorming. Bedrijven zouden ook dit aspect moeten meetellen.
Een nieuw geluid dat Pomp inbracht, was de constatering dat ook in kringen van serieuze economen wordt nagedacht over alternatieven voor het huidige systeem van octrooien. De ontwikkeling van nieuwe producten zou dan vanuit het publieke domein moeten worden gefinancierd, waarna bedrijven de productie op zich zouden kunnen nemen. Dat vereist alleen wel mondiale gelijkgestemde politieke besluitvorming. In de praktijk zou dat erop neerkomen dat met name de Europese overheden hierin veel geld zouden moeten investeren. Pomp stelde voor een alternatief systeem bij wijze van proef te proberen in die gevallen waarbij het huidige niet functioneert, zoals bij de ontwikkeling van antibiotica. Volgens Pomp is het verder onontkoombaar dat de 1 procent uitgavengroei van de ziekenhuisbudgetten omhoog zal moeten naar 2 tot 3 procent.
Politieke realiteit
Lydia de Heij van Zorginstituut Nederland gaf als tweede inleider aan dat budgetrestrictie een politieke realiteit is. Dat betekent dat ZIN ervoor moet zorgen dat voor het beschikbare geld zoveel mogelijk kwalitatief goede zorg geleverd kan worden. Daarbij zal steeds worden gekeken naar een evenwicht tussen meerkosten en meerwaarde. De kosteneffectiviteit is een belangrijk beoordelingsinstrument. In de praktijk blijkt de grens van 80.000 euro voor een QALY een vuistregel. Een waarde waarmee fabrikanten bij de prijsstelling van hun producten vermoedelijk wel rekening houden, opperde ze.
In de daarop volgende discussie werd de vraag gesteld welke elementen je bij de opbrengsten van nieuwe geneesmiddelen meerekent. In hoeverre zijn opbrengsten te kwantificeren? Verder is de vraag of je één waarde vast kunt stellen of dat ook van belang is hoe groot de patiëntenpopulatie is waarvoor een dergelijke QALY geldt.
Ingewikkelde problematiek
Directeur Jaquelien Noordhoek van de Nederlandse Cystic Fibrosis Stichting leidde de derde discussieronde in met de stelling dat de discussie veel te veel is gefocust op de uitgaven aan geneesmiddelen. De middelen vormen namelijk maar een klein deel van het totale budget. Maar liefst een kwart van de kosten in de zorg gaat naar administratie en nog eens een kwart naar technologie. Wil je de totale zorgkosten beheersbaar houden, is het verstandiger naar deze posten te kijken. Volgens haar is de financieringssystematiek belangrijker dan de budgetdiscussie.
Skipr-redacteur Philip van de Poel, die zich als jurylid moest uitspreken over de beste debater van de middag, concludeerde dat de problematiek ingewikkeld en gevoelig is. Er is een spanning tussen de komst van steeds meer op de individuele patiënt toegesneden medicatie en collectieve financiering van de zorg. De samenleving zal van geneesmiddelenfabrikanten meer transparantie vragen over de totstandkoming van de prijzen, is zijn verwachting.